De meeste aardbevingen komen voor in smalle gebieden langs de grenzen van tektonische platen. Tektonische platen zijn delen van de aardkorst die los zijn van elkaar maar wel langs elkaar en tegen elkaar schuiven .Vooral waar deze platen tegen elkaar schuiven ( de Himalaya, de Andes en Japan) en langs elkaar schuiven (zoals langs de San - Andreasbreuk in Californië) komen aardbevingen voor. Aardbevingen kunnen worden veroorzaakt door de verschuiving van de platen en die verschuiving is weer het gevolg van convectiestromen in de hete plastische mantel (de laag onmiddellijk onder de aardkorst). Sommige aardbevingen worden in verband gebracht met vulkanische activiteit en zijn het gevolg van het opzwellen of weer wegzakken van magma. Ook instortingen van mijnen of onderaardse grotten kunnen kleine aardbevingen veroorzaken. Aardbevingen treden op wanneer het gesteente ondergronds aan een spanning wordt blootgesteld die het niet kan verdragen. Het gevolg is dat het gesteente scheurt, waardoor de opgehoopte druk vanuit het breukpunt wegvloeit en aardbevingen ontstaan.